Alsof de grond onder onze voeten verdwijnt. Het gaat niet goed. Drie dagen geleden leek Kalle zich juist beter te voelen. Maar sinds eergisteren zien we alleen maar verslechtering. "Zijn CRP is nog verder gestegen", krijgen we te horen. De ontsteking lijkt weer op te vlammen. Zo hoort het niet. Kalle krijgt toch antibiotika?! De artsen hebben gisteren besloten om nog een derde medicijn erbij te geven dat de infectie moet remmen.
Bevriende (Duitse) kinderarts C. heeft in het boekje geschreven. |
In plaats daarvan zien we Kalle op ean onnatuurlijke manier achterover gebogen in het kleine ziekenhuisbed van doorzichtig plastic liggen. Als ik naar hem kijk voel ik de spanning in mijn lijf schieten. Zijn fontanel staat bol. We horen hem zachtjes klagen en voelen de enorme machteloosheid met de minuut groeien. "Dóe iets!", willen we de hele tijd roepen. Mijn hart breekt. Voorlopig mogen we hem niet meer oppakken.
De moedermelk die hij in hele kleine porties via de neussonde krijgt heeft hij al een paar keer uitgespuugd. Ik kan mijn ogen niet van de monitor afhouden. Het zuurstofgehalte in zijn bloed wisselt opvallend. "Het gaat zo niet langer", zegt de dienstdoende arts. "We moeten de druk in zijn hoofd verlagen. Dat doen we door een lumbaalpunctie uit te voeren." Weer moet Kalle een naald tussen zijn wervels krijgen door die het overtollige hersenvocht weg kan lopen. Het vocht dat bij een gezond mens door de hersenkamers wordt opgenomen en in het lichaam verdwijnt. Maar door de geïrriteerde wanden van de hersenkamers werkt dat systeem niet.
We moeten weg. Een lumbaalpunctie is vreselijk voor diegene die hem ondergaat. Zeker voor een zo ziek baby'tje. Kalle wordt dubbelgevouwen en strak vastgehouden. Niet enkele seconden, maar makkelijk een kwartier. En omdat het vreselijk voor Kalle is moeten wij er niet bij zijn, zeggen de artsen. We stappen uit de ziekenhuisbubbel en betreden de buitenwereld. Het is gewoon licht. De lucht is fris. We voelen ons ontheemd. Wat moeten we hier? Doelloos lopen we een beetje door de stad. Gaan in de HEMA zitten. Wat een gekke gewaarwording dat alles zo gewoon is. Niemand hier kent ons verhaal. Ik wil het uitschreeuwen, maar voel me verdoofd.
Na een uur krijgen we het verlossende telefoontje. De punctie is gelukt. Ze hebben 30 ml hersenvocht afgetapt. We haasten ons naar het ziekenhuis. Kalle ligt er rustiger bij. Zijn fontanel voelt weer zachter. De ergste druk in zijn hoofdje is verdwenen.
Af en toe staan we erbij stil dat dit allemaal niet had hoeven gebeuren. Hadden de artsen in het andere ziekenhuis verteld dat ik deze bacterie in me draag en dat Kalle mogelijk tijdens geboorte is besmet. Veel eerder waren we naar het ziekenhuis gegaan, zoveel is duidelijk. "Ik weet dat jullie hoofd er niet naar staat", zegt een van de artsen. "Maar ik zou wel alles precies opschrijven nu het nog zo vers in jullie geheugen zit. Misschien wil je er later iets mee." Het is nu niet de tijd om na te denken over aansprakelijkheid. Maar we waarderen het advies.
We zitten naast Kalle's bedje. We leggen voorzichtig onze handen op hem. We zeggen lieve woordjes. We zijn er. Ik wil zo veel doen, maar kennelijk is dit alles wat we nu kunnen doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten